Woningcorporaties moeten mogelijk opnieuw met honderden miljoenen euro’s bijspringen om hun noodlijdende branchegenoot Vestia op de been te houden. Zo’n situatie kan zich na 2017 voordoen, afhankelijk van de rentestand.

Dat meldde de toezichthouder Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) donderdag.

Vestia kwam in 2012 in zwaar weer terecht door onverantwoorde speculatie met derivaten, waarmee de corporatie zich wilde indekken tegen rentestijgingen. Door lage rentes leed Vestia echter miljardenverliezen.

De andere corporaties hoestten 675 miljoen euro op om Vestia overeind te houden. Voor de sector geldt de verplichting elkaar te helpen als de nood aan de man komt.

Lastiger bij lage rente

Tot eind 2017 is er voorlopig weinig aan de hand. Vestia kan leningen aflossen en aan zijn financiële verplichtingen voldoen door op grote schaal huurwoningen te verkopen. Daarna wordt het voor Vesita lastiger als de rentestand laag blijft.

Vestia heeft nog voor 5,7 miljard euro aan leningen uitstaan tegen een gemiddelde rente van 4 procent. Als de rente veel lager staat, wordt aflossen zeer kostbaar omdat Vestia de banken dan zou moet compenseren voor gederfde rente-inkomsten.

686 miljoen aan saneringssteun

Als de rentestand tot 2021 niet boven de 3 procent komt, zou dat betekenen dat Vestia minimaal 686 miljoen euro extra saneringssteun nodig heeft van de andere corporaties. Op dit moment staat de rente onder de 2 procent.

De dreiging dat de andere corporaties opnieuw moeten bijspringen, blijkt uit een analyse van CFV van het nieuwe verbeterplan waarin Vestia moest aangeven hoe het eind 2021 financieel gezond denkt te worden. De toezichthouder heeft dit plan goedgekeurd, nadat hij eerdere versies had afgekeurd.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl